Een vluchtloze vogel en een boek ‘on bullshit’
januari 19th, 2011“Een vluchtloze vogel en een boek ‘on bullshit'”
Door: Jochem Naafs
Gepubliceerd in: Een Open Boek. Dans is Dialoog. Rotterdam: Dansateliers, 2010.
Zagreb, Rotterdam, Bassano del Grappa, Londen, Kopenhagen, Madrid en nog eens Londen: een halfjaar lang de tijd om te experimenteren, te onderzoeken, te (her)ontdekken, in valkuilen te lopen, op te krabbelen, het overduidelijke te doen of het onbegrijpelijke. Zes maanden om je hersenen te laten overkoken, inzinkingen te krijgen, je af te vragen waarom je dit in vredesnaam doet, te beargumenteren, je vreselijk goed te voelen en te bewegen.
Voor jonge choreografen bestaan diverse mogelijkheden om in georganiseerd verband kennis te maken met collega dansmakers en andere manieren van dansmaken. Er zijn verschillende uitwisselingsprogramma’s waarvan Choreoroam er een is. De vraag is op welke manier een dergelijke georganiseerde dialoog van betekenis kan zijn voor deze makers. Om deze vraag te beantwoorden heb ik Choreoroam bezocht in Rotterdam, Bassano del Grappa en Londen en de makers aan het werk gezien, met ze gewerkt en ze geïnterviewd. Langzaam maar zeker ben ik als dramaturg deel gaan uitmaken van deze uitwisseling. Choreoroam is een programma van ruim zes maanden voor 12 choreografen uit zes landen in zes verschillende steden.
In 2009 zijn de deelnemers Helle Bach en Lars Dahl Pedersen uit Denemarken, Alida Dors en Arno Schuitemaker uit Nederland, Freddie Opoku Addaie en Frauke Requardt uit het Verenigd Koninkrijk, Sanja Tropp Frühwald uit Kroatië, Sharon Fridman uit Spanje en Helen Cerina, Chiara Frigo, Francesca Pennini en Silvia Gribaudi uit Italië. Zij representeren het brede scala aan choreografen en dansmakers in Europa. Helle Bach zegt hierover: “What’s unique is that we are all so different. You can see what dance all can be. We don’t feel threatened because we are so different. Maybe we are just ego’s interested in other ego’s”. Aangezien deze editie pas kort geleden is afgerond heb ik ook contact gezocht met twee deelnemers uit 2008, Liat Waysbort en Tabea Martin. Op deze manier hoop ik een beeld te krijgen van de meerwaarde op langere termijn van een georganiseerde dialoog. Naar aanleiding van mijn eerste observaties en gesprekken met de deelnemers kan ik concluderen dat de dialoog over het onvoltooide proces een belangrijke rol speelt tijdens Choreoroam. Dit is mede het gevolg van de opzet en de duur van het traject. Ik ben benieuwd in hoeverre makers een dialoog over een creatief proces ervaren als een toevoeging aan hun werk.
Hoewel de eerste ontmoeting in het kader van Choreoroam plaatsvindt in Zagreb, is de eerste echte werkperiode een week later bij Dansateliers in Rotterdam. Daar delen de deelnemende choreografen voor het eerst hun werk. Ik bezoek Dansateliers in deze week en ga op zoek naar dat waar Choreoroam om draait.
Rotterdam, 30 juni t/m 4 juli 2009
In de studio van Dansateliers in Rotterdam tonen 11 choreografen, Frauke is er deze week niet bij, elkaar een eerste schets. Een eerste concept om aan verder te werken. Niet helemaal alleen in een studio, maar met opdrachten van buitenaf en feedback van de hele groep. Dansateliers heeft enkele ‘DJ’s’ gevraagd om de choreografen te voorzien van muziek, rekwisieten en kostuums. Iedere choreograaf moet deze dingen integreren in zijn of haar fragment. Op deze manier worden ze gedwongen concept, vorm, uitvoering en/ of inhoud te heroverwegen.
Dit is één van de belangrijkste ideeën achter deze week Choreoroam: nieuwe ingangen en kanten ontdekken van een concept. Samen met de anderen kijk ik vanaf de tribune naar de verschillende schetsen. Daar zie ik dat klei eetbaar kan worden en een boormachine een danspartner. ‘Happy Birthday’ wordt sexy en zielig tegelijkertijd en er ontstaat een duidelijk verband tussen een plastic loopvogel en een boek ‘on bullshit’.
Maar de inbreng van de DJ’s is niet de enige manier waarop de choreografen in Rotterdam gevoed worden. Misschien nog wel belangrijker is de feedback van de tien andere choreografen. Na iedere presentatieronde volgt een uitgebreide dialoog. Wat is er gezien, wat is er gevoeld? Hoe kun je in één of twee zinnen op het getoonde reageren? Hoe kun je beschrijven wat je leest in of ervaart tijdens een schets? En wat heb je aan al deze feedback als choreograaf?
Dramaturg Peggy Olislaegers speelt een belangrijke rol gedurende deze week. Ze begeleidt de choreografen; ze geeft instructies en vat dingen samen, geeft commentaar op commentaar, trekt opmerkingen in een bredere context, stelt vragen en geeft kijkinstructies voor de toonmomenten. “What happens when you read or experience the performance/ composition through the prop(s)?” “Write down what you hear as detailed and obvious as it is, and then describe what you read/experience.” Ze brengt haar kennis over het geven van feedback over en structureert de manier waarop deze feedback wordt gegeven.
In Rotterdam eindigt de week met een ‘open notebook’, een kans om aan een klein publiek te laten zien wat een week werken kan opleveren. Dit publieke toonmoment vormt niet alleen een tijdelijke ‘deadline’, maar geeft de makers ook een kans om met publiek te praten dat niet bij het proces aanwezig was. Dat publiek kent de geschiedenis niet en heeft daardoor een vers perspectief op het werk. Een extra test of de makers kunnen overbrengen wat ze willen zeggen.
Ik heb de makers aan het werk gezien en geleidelijk ben ik van observant deelnemer geworden. Als dramaturg ben ik het gesprek aangegaan met de choreografen. Deze tweede week van Choreoroam was een intensieve periode waarin versneld inzichten werden verkregen en besluiten werden gemaakt. Deze besluiten lagen niet vast, maar dienden als uitgangspunt voor nieuwe experimenten.
Wat is de opzet van Choreoroam? “Choreoroam aims to build Europe wide communities of choreographers and bring a real dialogue and intellectual exchange to stimulate the participating dance creators. Choreoroam aims to enhance the professional and cultural development of these artists by affording them the chance to engage in other countries with other choreographers, workshop leaders, mentors and some of the leading minds provoking the creative processes in contemporary dance” (website OperaEstate). Zoals blijkt uit dit citaat staan dialoog en uitwisseling centraal. Tijdens Choreoroam heeft iedere choreograaf tijd en ruimte om aan een eigen onderzoek, eigen proces of eigen voorstelling te werken. Op de verschillende locaties komen daarnaast diverse onderwerpen en vragen aan bod. Vaak staat de ochtend in het kader van een gezamenlijke dansklas of warming-up. Daarnaast volgen de choreografen gezamenlijk workshops, bezoeken lezingen en voorstellingen.
Nadat de choreografen kennis hebben gemaakt in Zagreb en elkaar in Rotterdam als kunstenaars en dansmakers beter hebben leren kennen, krijgen ze in Bassano del Grappa de tijd om meer individueel te werken onder begeleiding van Amy Gale, Peggy Olislaegers en Roberto Casarotto. Ze doen daar ook nieuwe indrukken op door een groot aantal voorstellingen te bezoeken op het B-Motion festival en ze geven workshops aan elkaar en aan andere dansers en choreografen. In Londen krijgen ze een workshop van Rosemary Butcher, in Kopenhagen werken ze samen met dansers onder begeleiding van Lille Carl en Tim Rushton, in Madrid krijgen ze een workshop van João Fiadeiro en de laatste week in Londen bezoeken ze een gesprek tussen Liz Lerman en Wayne McGregor en krijgen ze een workshop van Liz Lerman over constructieve feedback. Een afwisselend programma waarin op verschillende manieren theoretische en lichamelijke kennis wordt uitgewisseld.
De choreografen worden tijdens Choreoroam geconfronteerd met de makende ander. Dat wil zeggen dat ze de ander aan het werk zien, ze gevraagd worden om te kijken naar en te reageren op tussentijdse ideeën, concepten en bewegingen en dat ze altijd in een ‘open’ studio werken waarbij anderen ieder moment kunnen binnenkomen. Door deze opzet beïnvloeden onderzoek en uitwisseling elkaar. Makers worden geconfronteerd met ideeën van anderen terwijl ze aan het werk zijn. Deze situatie ontstaat uiteraard niet zomaar. Je kunt niet van iedere choreograaf vanaf dag één eisen dat de studiodeur openstaat en dat iedere vorm van kritiek geuit mag en geaccepteerd moet worden. Hoe kan een dergelijke situatie ontstaan?
Volgens mij ligt dat voor een belangrijk deel in de opbouw van het gehele programma. Doordat de deelnemers gedurende zes maanden elkaar zeven keer een week treffen, ontstaat een community waarin de choreografen zich veilig genoeg voelen om kritiek te uiten en accepteren. Elke week dat ze bijeenkomen, vergroot de band tussen de deelnemers. In Bassano del Grappa werken de deelnemers in een kleinere groep met intensievere begeleiding. Ik bezocht de stad in de laatste twee weken. In de tweede week kwamen alle choreografen weer bij elkaar en toonden hun werk(proces) aan elkaar en aan het publiek van het dansfestival B-Motion.
Bassano del Grappa, 20 t/m 29 augustus 2009
Na een gezamenlijke warming-up in de garage gevolgd door espresso en feedback hebben vijf choreografen zich verspreid. Freddie, Alida en Chiara werken in de garage, Helle en Arno in het theater. Ik werk met Freddie aan twee schetsen die hij tijdens het B-Motion festival wil laten zien. In Rotterdam kreeg hij een plastic loopvogel om mee te werken en hij heeft deze vogel meegenomen. Waar hij in Rotterdam werkte aan de nabootsing van de vogelhouding en aan een relatie met de vogel op het toneel, gebruikt hij het dier in Bassano alleen als startpunt.
Een schets: Freddie zit achter in de zaal in een deuropening. Voor hem staat een kleine piepschuimen plaat. Ik loop door een andere deur de zaal in en langs Freddie weer naar buiten. De plaat valt om, Freddie valt om. Dan volgt een scène waarin Freddie de wil om op te stijgen en te vliegen uitbeeldt. Zijn schouderbladen zijn de te korte vleugels die wel krachtig zijn, maar niet lang genoeg. Zijn sprongen die van de loopvogel die steeds opnieuw probeert te zweven. Hij geeft het op en gaat weer zitten, zet de plaat overeind en ik loop weer langs… Waar Freddie in Rotterdam de houding van de onbeweeglijke loopvogel imiteert, verbeeldt hij in Bassano de gedachte die hij krijgt bij het zien van de vluchtloze vogel.
’s Middags bezoek ik Helle in het theater. Ze werkt aan verschillende ideeën. Samen met Arno laat ze een scène zien waaraan ze werkt voor haar nieuwe voorstelling over sterven: Snip Snap Snude. Synchroon beelden ze een zelfmoordritueel van een Samoerai uit: Harakiri. Ze bereiden zich voor, brengen langzaam een denkbeeldige dolk naar hun buik, steken deze krachtig naar binnen en snijden hun buik van links naar rechts open. Hoewel ze in principe tegelijkertijd precies de handeling van de Harakiri volgen, worden beide zelfmoorden toch persoonlijk, door de kleine individuele uitdrukkingen en accenten.
Aan het eind van iedere dag blijkt niet alleen dat de choreografen verschillend werk maken, maar ook dat ze heel anders te werk gaan. Iedere choreograaf krijgt ongeveer tien minuten om fragmenten, een schets of een korte performance te laten zien. We zien nieuwe versies van hetzelfde fragment, nieuwe scènes aan de hand van een bepaald thema, makers die hun eigen grenzen opzoeken en makers die willen werken vanuit de interesse van de dag.
Op 25 augustus is de groep weer compleet. Iedereen heeft nog twee dagen om te werken aan dat wat hij of zij wil laten zien tijdens de openbare ‘sharing’. Ik merk dat het voor het publiek van deze presentaties niet helemaal duidelijk is dat waar ze naar kijken ‘werk in proces’ is. Het publiek wordt na afloop door Roberto uitgenodigd om het gesprek aan te gaan met de makers, maar al snel blijkt dat ze vooral hebben gekeken ‘als naar een voorstelling’. De gesprekken waar ik bij ben verlopen dan ook moeizaam. De makers willen weten wat de toeschouwers hebben gezien, maar vooral ook specifieke dingen weten om verder te komen in hun proces. De toeschouwers willen wel vertellen wat ze gezien hebben, maar vooral graag vragen stellen aan de makers.
De opzet van Choreoroam lijkt de makers uit te nodigen om zelf hun deuren open te zetten. Twee punten die op de website van OperaEstate genoemd worden, zijn daarbij van belang. Ten eerste dat de organisaties een veilige omgeving willen creëren waarin mensen onderzoek kunnen doen en dit onderzoek willen delen met anderen. Daarin slagen zij onder andere doordat het programma niet geheel van tevoren is uitgedacht. Het ontwikkelt zich aan de hand van de voortgang en behoeftes van de deelnemende choreografen. De mentoren slaan zoals Liat Waysbort zegt: “a bridge between what they think is needed and what they see is happening. They are being flexible and dynamic enough to allow changes”.
Ten tweede ervaar je van dichtbij de processen van de andere makers. De choreografen, de mentoren en de andere betrokkenen delen tijdens Choreoroam het creatieve maakproces. Dat maakte de dialoog gedurende Choreoroam bijzonder. De dialoog was niet gebaseerd op de voorstellingen die de choreografen hebben gemaakt in het verleden, niet op de manier van werken van de choreografen in het algemeen, maar daadwerkelijk op het proces waarin de choreografen op dat moment zaten. Ook daarbij is het gevoel van veiligheid belangrijk. De choreografen krijgen daarom handvatten aangereikt voor het het voeren van de dialoog en voor het geven van feedback op elkaars werk.
Een derde punt dat de openheid bevordert, dat niet expliciet wordt vermeld maar van wezenlijk belang is in mijn ogen, is het delen van meer dan alleen werk. De choreografen delen ideeën, gedachten, de maaltijd, een drankje, de studio en een kamer. Ze zijn in gesprek met elkaar, ook over meer persoonlijke zaken. Kunst en leven zijn verenigd in de kunstenaar. In mijn gesprekken met de choreografen werd het belang hiervan meerdere keren onderschreven. Ook Liat Waysbort benadrukt het belang van een persoonlijke band, naast een professionele. Doordat ze in Rotterdam en Bassano del Grappa de anderen beter leerde kennen, begreep ze ook hun werk beter. Ze ontwikkelde een dieper begrip voor wat de anderen deden en waarom ze dat deden. Dit heeft ook beïnvloed hoe zij nu werkt. Volgens haar nodigt de opbouw en inhoud van Choreoroam hiertoe uit.
Ten slotte wil ik nog een belangrijk vierde punt aankaarten dat te maken heeft met deze open studio’s, namelijk de rol van het publiek. Daarbij gaat het zowel om het potentiële publiek als om het daadwerkelijke publiek. De makers werden gestimuleerd na te denken over hun publiek en de rol aan te nemen van het publiek. Chiara Frigo zegt hierover: “I trained myself to look at others. I watch the others as a maker, but I can also think ‘I’m the audience’. I’m now more aware of the many perspectives there are”. Maar er werd ook daadwerkelijk publiek uitgenodigd. Op verschillende plekken werd de week afgesloten met een open presentatie. Van een ‘open notebook’ voor een kleine groep genodigden in Rotterdam tot een ‘sharing’ als onderdeel van het festival in Bassano del Grappa. Op deze manier werd Choreoroam geopend naar de wereld en hadden de makers de kans om hun maakproces met anderen te delen.
De laatste week in Londen was de afsluiting van Choreoroam. Hier werden de laatste presentaties gegeven en plannen gesmeed voor een voortzetting onder de deelnemers en uiteraard werd het programma van Choreoroam 2010 besproken. Ik bezoek Londen in de dagen voor de afsluitende presentatie.
Londen, 14 t/m 16 december 2009
Op dit moment laten Chiara en Helen in studio 6, waar ik dit schrijf, aan elkaar een stuk zien waar ze aan werken. Ze passen de methode toe die ze gisteren geleerd hebben: Liz Lerman’s Critical Response Theory. Deze theorie bestaat uit vier stappen: 1. De kijker vertelt wat hem opvalt, wat hem aanspreekt. 2. De uitvoerder stelt een vraag. 3. De kijker stelt een neutrale vraag. 4. De kijker geeft zijn mening. Het is een manier waarop je zowel na een voorstelling als in een proces je ideeën en je mening kan terugkoppelen aan een maker.
Helen toont een kort fragment waarin ze, op de plek, verschillende snelle cirkel- en golfbewegingen maakt met haar armen en benen. Het fragment duurt ongeveer drie minuten. Na stap 1 vraagt Helen of het er gehaast uitziet en wat ze zou kunnen doen om het minder gehaast te doen lijken. Deze tweede vraag past niet binnen Lermans theorie dus herformuleert ze de vraag tot: waarom ziet het er gehaast uit? Volgens Chiara komt dat vooral door de timing. Ze maakt haar bewegingen niet helemaal af. Na onze wedervraag besluiten we aanwijzingen te geven in plaats van alleen onze mening. Ik geef Helen de opdracht meer gericht te werken, de bewegingen richting te geven. Chiara besluit dat Helen duidelijkere beslissingen moet maken met betrekking tot de ruimte waarin ze beweegt.
Wat me opvalt is dat we niet alleen werken aan het geven van feedback, maar ook nadenken over wat we wel en niet zeggen en wanneer je iets teruggeeft. Deze oefening is meer dan het toepassen van Lermans theorie, het is ook nadenken over het hoe en wanneer van feedback. Na afloop van deze oefening interview ik Chiara over haar ervaring van Choreoroam. Ze had erg weinig verwachtingen van te voren en is nu erg enthousiast over het gehele programma. “You learn from being somewhere else, you learn from each other and you learn to know others. Choreoroam is a paradox: You see and learn many methods and in the end you know that you already have your own”. Ze is met name gestimuleerd in het nadenken over haar gewoontes en in het opzoeken van haar grenzen. Daarnaast heeft ze nieuwe gereedschappen aangereikt gekregen om mee te werken. Ze parafraseert Liz Lerman: “A good feedback lets the artist want to work more on something, that is what Choreoroam is about”.
In de interviews die ik die dag en de twee dagen daarna afneem komen diverse opmerkingen van Chiara terug. Natuurlijk legt iedere choreograaf de focus net ergens anders, maar één ding is duidelijk: de dialoog over het maken van dans is voor allen heel erg goed geweest. Op donderdag sluit de groep Choreoroam af met een openbare sharing in The Place.
Dit brengt mij tot het vijfde en in mijn ogen belangrijkste punt: het geven en ontvangen van feedback. Ik benadruk dit omdat deze vaardigheid een grote rol speelt als je een opbouwende dialoog wilt voeren. Daarnaast stimuleert goede feedback niet alleen je creatieve proces, maar ook de wil om je proces te delen met de ander. Tijdens Choreoroam maken de choreografen kennis met verschillende feedbackmethodes. Ze worden gestimuleerd deze te gebruiken en bovendien om over de methodes na te denken. Door verschillende methodes te gebruiken, zijn de choreografen zich bewuster geworden van de rol die feedback kan spelen.
Welke feedback geef je op welk moment en met welke feedback kun en wil je zelf aan de slag? Hoe geef je feedback en misschien nog wel belangrijker, wanneer geef je feedback? Deze vragen zijn belangrijke nuances. Het maakt je bewust van de functie van de feedback. In plaats van enkel te zeggen wat je denkt en vindt, ga je je afvragen waarom je dat denkt en wat de ander er aan heeft als je dat deelt. Door actief te worden betrokken bij het proces van anderen leer je veel over maakprocessen in het algemeen en over je eigen creatieve proces in het bijzonder. Je wordt geconfronteerd met methodes van anderen en kunt jezelf daardoor vragen stellen over je eigen methodes. Ook word je je bewust van je eigen perspectief op dingen en op dans in het bijzonder.
In dit artikel heb ik een beeld geschetst van Choreoroam om zo een antwoord te vinden op de vraag op welke manier een georganiseerde internationale dialoog van betekenis kan zijn voor dansmakers. Essentieel in de dialoog is een veilige en inspirerende omgeving. Gedurende zes maanden werken de choreografen intensief samen. Steeds wisselen ze periodes waarin ze samen werken aan hun eigen proces af met periodes waarin ze terugkeren in hun eigen dagelijkse praktijk. Dat geeft ze ook de mogelijkheid om de opgedane kennis te kunnen toepassen in hun dagelijkse werkzaamheden, buiten de veilige omgeving van Choreoroam.
De rol van het publiek was veelal onvermijdelijk verbonden met het delen van het proces. De makers werden gestimuleerd na te denken over hun eigen publiek en aangemoedigd de rol van het publiek van de ander aan te nemen. De dialoog met het publiek en met andere professionals maakt je bewust van je eigen perspectief en daarmee van de manier waarop jij naar dans kijkt; van je eigen voorkeuren en je persoonlijke geschiedenis. Persoonlijke ontwikkeling, professionele ontwikkeling en het maakproces van een voorstelling lopen vaak volledig door elkaar heen. Dramaturgie is soms ook psychologie.
Het delen van het maakproces en de dialoog over het onvoltooide maakproces is het belangrijkste onderdeel van Choreoroam. Weten hoe en wanneer je feedback geeft en hoe je met deze feedback omgaat, draagt bij aan het kunnen voeren van deze dialoog. Reageren op een voorstelling, leren omschrijven en beargumenteren is waardevol voor iedere kunstenaar.
Deze uitwisseling van gedachten, ideeën, concepten en visies wordt door enkele deelnemers ervaren als een bron van informatie voor hun eigen onderzoek. De dialoog is een onderdeel van het maakproces. Choreoroam lijkt daarmee aan te sluiten bij een ontwikkeling binnen de kunsten waarbij makers minder op zichzelf gericht werken. Makers die de dialoog aan willen gaan als onderdeel van hun maakproces en samen willen werken aan kunstprojecten. Samen met de deelnemers van Choreoroam ben ik in ieder geval geïnspireerd geraakt. We gaan in de toekomst meer met elkaar samenwerken aan onderzoek en uitwisseling.
Bronnen
Interviews met deelnemers aan Choreoroam 2009.
Helle Bach, Lars Dahl Pedersen, Alida Dors, Arno Schuitemaker, Freddie Opoku Addaie, Sharon Fridman, Helen Cerina, Chiara Frigo en Francesca Pennini
Interviews met deelnemers aan Choreoroam 2008.
Tabea Martin en Liat Waysbort
Websites OperaEstate, Dansateliers, The Place, and Dansescenen
Bedankt: Cecile Brommer, Peggy Olislaegers, Helle Bach, Lars Dahl Pedersen, Alida Dors, Arno Schuitemaker, Freddie Opoku Addaie, Frauke Requardt, Sanja Tropp Frühwald, Sharon Fridman, Helen Cerina, Chiara Frigo, Francesca Pennini, Silvia Gribaudi, Liat Waysbort, Tabea Martin and Giulia Galvan.